“Ik huppel zó naar boven,” zei Guido nog. “Ik doe mee!” draafde ik opgewonden achter hem aan met in mijn kielzog de hele kinderboerderij. Nog geen vijf minuten later overhandigde Guido mij piepend 1 van de zaagjes, “doorzagen, doorzagen”, wijzend op de pijnlijk prikkende wurgwingerd die het op alle vier zijn ledematen had voorzien. De wildernis liet niet met zich sollen en van huppelen was deze fase in elk geval nog geen sprake.
Maar we lieten ons vanzelfsprekend niet zomaar uit het veld slaan en nadat we van de eerste schrik waren bekomen bestegen we met z’n zessen de uitzinnig begroeide berg, onderwijl oergeluiden slakend. “Moeoeow mioeoew!”riep Pili luid en hartverscheurend. Sam haakte direct in: “Maaaoee Maaaoe Maaoe!” “Kloteberg!” deed ik een duit in het zakje.
Guido gidste ons en de twee hondjes al hakkend en zagend veilig langs de gevaarlijkste afgronden en over de dichtst begroeide olijfterrassen, steeds hoger de steile helling op naar die geheimzinnige plek. Onderweg kwamen we sporen van wilde zwijnen tegen en het hysterische geblaf van de loslopende waakhonden van de buurman klonken soms angstaanjagend dichtbij.
Oh oh! Wat een avontuur!
De ruïne zelf was een beetje een bende, zoals verwacht, overal losse stenen en een ingezakt dak. Maar het uitzicht was magisch. Mas de Mingall, Mas Fabian, het mafia-huis op de berg aan de overkant, het grote huis van de Engelsen, alles was prachtig te zien.
We vroegen ons verbaasd af waarom iemand ooit op deze plek een huis had willen neerzetten.
Het is gebouwd op een kaal stuk rots, heel hoog op de berg, met voor zover we vast hebben kunnen stellen geen natuurlijke route van en naar het huis. Raar. Aan de bouw is te zien dat het uit de vorige eeuw stamt en nog niet zo heel oud kan zijn. Een vakantiehuis? Van rijke Barcelonezen?
We besloten via de andere kant van de berg naar beneden te klimmen, en ondanks dat het pad ook hier ontbrak ging dat een heel stuk vlotter. Guido deed nu toch iets wat op huppelen leek en maakte, onderwijl vrolijke deuntjes fluitend, al snel wat tempo. Ik gleed, schuifelde en strompelde daar lomp en onelegant hijgend achteraan. Sjakie torste, onderwijl breed grijnzend, een enorme rots in haar bek mee. Vast om mij te laten zien wat een eitje de afdaling eigenlijk was en dat zij er duidelijk wel een extra uitdaging bij kon hebben. “Nou, nou, knap hoor,” gromde ik haar toe. “Lekker belangrijk.”
Dus.
De ruïne |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten